De warmtetransitie stokt
De Nederlandse overheid wil van het aardgas af. Daarvoor zijn er twee belangrijke routes: individuele warmtepompen en collectieve warmtenetten. Beide krijgen rijkssteun, maar ze concurreren met elkaar. Huiseigenaren kiezen massaal voor warmtepompen, terwijl de aanleg van nieuwe warmtenetten achterblijft. Dit maakt veel plannen voor stadsverwarming financieel onzeker.
De feiten op een rij
Uit een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat in 2023 maar liefst 160.000 woningen een warmtepomp kregen, terwijl er slechts 11.000 nieuwe warmtenetaansluitingen bij kwamen. Warmtepompen gaan gemiddeld 15 jaar mee en werken het beste in goed geïsoleerde woningen. Warmtenetten daarentegen zijn een lange termijnoplossing en kunnen hele wijken van duurzame warmte voorzien. Maar zonder voldoende deelnemers is een warmtenet niet rendabel.
Subsidies die elkaar tegenwerken
Voor zowel warmtepompen als warmtenetten bestaan subsidies. Dat klinkt logisch, maar in de praktijk betekent dit dat de ene regeling de andere in de weg zit. Een wijk waar veel bewoners een warmtepomp hebben aangeschaft, wordt minder interessant voor een collectief warmtenet. Hierdoor wordt het lastiger om de benodigde aansluitingen te realiseren, en stokt de aanleg. De Algemene Rekenkamer adviseert daarom om de subsidie op warmtepompen te herzien als die de komst van een warmtenet belemmert.